Eens was er MALAKKA
Malakka is de meest historische plaats van Maleisië, de stad waar het land geboren is. Er zijn maar weinig steden ter wereld die zoveel culturele overlevering hebben. Maar Malakka wordt geteisterd door projectontwikkelaars die snel rijk willen worden.
In Malakka wonen verschillende bevolkingsgroepen. Nazaten van Indiase kooplieden, Portugese veroveraars en Hollandse Kolonisten hebben allemaal een plaats gevonden in de stad. Verspreid over de stad woont de opvallendste groep : de Peranakan*. Dit is een kleurrijke Chinese gemeenschap gevormd door afstammelingen van Chinese pioniers die met Maleise vrouwen zijn getrouwd. Hun kinderen zijn Chinees in geest en Maleis in vorm. De vrouwen zijn Nyonya, de mannen Baba.
Het historische gebied rond de Hollandse Jonkerstraat en Heerenstraat is het hart van Malakka. Het is de plaats waar alle fases van de geschiedenis van Maleisië terug te vinden zijn. In de 16e eeuw werden in deze straten 84 verschillende talen gesproken. Je vindt er nu nog Nederlandse woonhuizen met authentieke tegels en ramen, Indiase tempels en traditionele Chinese familiebedrijfjes. De charmante huizen kennen een tijdloze schoonheid. Maar belangrijker nog zijn de mensen en hun cultuur, de ambachtslieden die wierook en hoeden maken, horloges en fietsen repareren, goud smeden, koffie brouwen en leven. Malakka's binnenstad is een levend museum, een brok geschiedenis die ook in het heden nog bruist.
Maar de Jonkerstraat is aan het veranderen, en niet ten goede. Vroeger bevond zich hier bijvoorbeeld de meest bijzondere schoenmaker van Malakka, of misschien wel van heel Azië : Wah Aik Shoemaker. De oude eigenaar Yeo Sing Guat maakte hier schoenen voor gebonden Chinese voetjes. Hij is echter uit zijn huurhuis gezet, omdat er een hotel gebouwd zou worden. De getraumatiseerde Yeo is in 2003 overleden. De verdwijning van de schoenmaker uit de straat maakt deel uit van een aantal gebeurtenissen waardoor Malakka in snel tempo aan het veranderen is. Was het vóór het gedwongen vertrek van de schoenmaker, eind 2000, een stad die in de tijd bevroren was, nu lijkt de vernietiging ineens in hoog tempo om zich heen te grijpen. Het ene na het andere vooroorlogse pand wordt in puin geslagen. Kim Lan Kiong Incense Shop, de oude buurman van de schoenmaker, heeft ook al het veld moeten ruimen. In de straat gapen gaten, huizen zijn gesloopt. Niet zo maar huisjes, maar juweeltjes van onschatbare waarde die definitief verloren zijn gegaan. Al bijna 50 traditionele ambachten zijn op die manier uit het gebied verdreven. Ambachten die vaak al generaties lang bestonden gaan hiermee verloren. Uitgerekend zij waren de mensen die de historische buurt tot leven brachten.
In hun plaats komen lucratieve cafés, karaokebars, fastfoodtenten en souvenirwinkels met plastic Garfields en Pokémons, Thaise zijde en windklokkenspellen uit Bali. De schade in de binnenstad is groot. Karakteristieke tegels zijn uit de panden gesloopt, Oudhollandse en Chinese houten ramen maken plaats voor aluminium. Dit allemaal in het kader van Malakka's zogenaamde culturele facelift, het verfraaiingsproject waar de Jonkerstraat en omgeving aan onderworpen worden. De Jonkerstraat van nu is eigenlijk een winkelcentrum, een straat die zich tentoonstelt om snel geld binnen te halen voor projectontwikkelaars.
Ook de oude Malakka-rivier heeft zijn charme verloren. Het is een drijvende vuilnisbelt geworden vol vraatzuchtige ratten en varanen. De oude boten zijn eruit verdwenen en het zal niet lang duren tot de oude pakhuizen zijn vernietigd. De ruilhandel die er plaats had, is al langer weg. Nu liggen er cafés die in lelijke kleuren zijn geverfd. Voor zo'n oud pand stonden ooit historische Amsterdammertjes, maar die zijn uit de grond getrokken en in de rivier gegooid.
De ironie is dat de staatsregering van Malakka probeert de stad op de Unesco-lijst van beschermd werelderfgoed te krijgen. Ze willen daarom Malakka mooi en nieuw te maken en alles wat oud is, weren. Van monumentenzorg heeft de overheid kennelijk niet veel begrepen. Malakka was al áf, er was een ambiance en een levend stadshart. Misschien was een bezem nodig, maar geen bulldozer.
Volgens de architecten zijn er verschillende redenen waarom de staatsregering van Malakka en de projectontwikkelaars de stad prostitueren aan toeristen. Allereerst is er natuurlijk het snelle geld : ze richten zich liever op toeristen uit China en het Midden-Oosten die graag winkelen en veel uitgeven en minder waarde hechten aan cultuur erfgoed. Daarnaast menen de architecten dat de bestuurders van Malakka weinig verstand hebben van cultuurerfgoed : velen zijn afstammelingen van hardwerkende Chinese immigranten waarvoor geld belangrijker is dan historie. De nationale overheid werkt niet mee : in het teken van de eenheid van het land wordt er in Maleisië liever niet al teveel nadruk gelegd op alle verschillende etnische groepen, en Malakka kenmerkt zich juist net vanwege die diversiteit.
In de zijstraten van de Jonkerstraat en de Heerenstraat kun je nog wel wat oude huizen en tempels zien en binnenlopen. Het is tijdloze schoonheid, maar je moet er wel snel bij zijn.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
* Peranakan
In Penang, Singapore, maar vooral Malakka kom je de
Straits Chinese tegen, nog beter bekend als de Peranakan. Het zijn de afstammelingen van Chinese immigranten die begin 15e eeuw met Maleise vrouwen trouwden. Nog altijd vormt de Peranakan een kleurrijke gemeenschap.
Eerst een kort stukje geschiedenis. Vanaf 1400 trekken Chinese handelaren uit Fukien ( Fujian) door de Straat van Malakka om handel te drijven met de Maleisie bevolking. De handel is voor de Chinese zo belangrijk dat in 1409 de Chinese vloot naar Malakka vaart om de Sultan van Malakka te erkennen door hem een Chinese bruid aan te bieden. Zo ontstaan in de loop der tijd banden tussen Chinese kooplieden en Maleise vrouwen.
Door de handel neemt de welvaart in Malakka toe. Ook de islam is met Moorse handelaren uit Sumatra via Malakka in Maleisië doorgedrongen. Europese grootmachten als Portugal (16e eeuw), later Nederland ( 17e eeuw) en vervolgens Engeland (18e eeuw) ruiken geld en macht. Tijdens een stevige wandeling in Malakka kun je zien wat deze landen aan erfgoed hebben achtergelaten. Zo zijn er resten van Portugese bouwwerken zoals fort A Famosa en St. Paul's Church te bewonderen en is er een Hollands plein met de bekende Christ Church en het Stadthuys.
De Brittenvormen eind 18e eeuw de Britse Straits Settlements ( van Penang tot en met Singapore) aan de Straat van Malakka. Generaties Maleise Chinezen die in deze nederzettingen worden geboren, heten Straits Chinezen of Peranakan; Maleis voor "hier geboren". De mannen noemen zich Baba's en de vrouwen Nyonya's.
De aanspreektitel Nyonya wordt ook nog wel gebruikt voor Nederlands-Indische dames. Maar in Maleisië en Singapore heeft het woord "Nyonya" een veel uitgebreidere betekenis. "Nyonya" duidt een zekere stijl aan in kleding, sieraden, kookkunst, architectuur, porselein en meubelontwerpen.
In het huidige Malakka heerst Peranakan sfeer in de Heerenstraat ( Jalan Tun Tan Cheng Lok) en de Jonkerstraat (Jalan Hang Jebat). Er zijn nog enkele Hollandse huizen in deze straten te vinden, maar de meeste gebouwen zijn opgetrokken door rijke Peranakan en dienen als statussymbolen.
In de architectuur verrast de mengeling van Victoriaans, Chinees en Maleise stijlen. De huizen zijn rijk gedecoreerd met tegels van Delfts Blauw uit Nederland en Engels Wedgewood. De bouwstijl is Chinees; de decoratie heeft Maleise invloed. In tegenstelling tot de voor de tropen kleine en warme Chinese shophouses, hebben deze huizen in Malakka hoge plafonds en ventilatiegaten boven de ramen en deuren. Ze hebben dubbele deuren, zijn enorm diep en donker wat weer veel koelte geeft. Opvallend is de ontvangstruimte waarin een altaar staat. De veranda is de ontmoetingsplaats voor later op de dag. Als je let op de tegels waar de huizen rijkelijk mee zijn gedecoreerd, dan zie je ook hier de kleurige en speelse Nyonya invloed.
In en rondom Jonkerstraat en de Heerenstraat vind je antiekwinkeltjes met Nyonya snuisterijen. Het echte Nyonya antiek is te bezichtigen in het " Baba en Nyonya Heritage Museum" aan de Heerenstraat ( Jalan Tun Tan Cheng Lok 48 - 50). In het museum is onder meer het sijlvolle interieur van een Peranakan huis te zien.
De Peranakan heeft ook een kookstijl die uniek mag worden genoemd. Jonge Nyonya's hebben de culinaire kneepjes van de oudere Nyonya's geleerd. Zo is een traditionele keuken ontstaan waarin elk ingrediënt belangrijk is en gerechten met zorg worden bereid. Dit alles om Baba te behagen, want de liefde van de man gaat door de maag.
Een klassiek Nyonya gerecht is
laksa, een voedzame miesoep met kokosmelk, gedroogde gezouten vis og garnalen en gemberbloemen. Een populair gerecht is de satay met pindasaus waarin ananas is verwerkt ( N.B. - het is heerlijk, ik krijg honger alleen als ik het woord
satay zie..hhmmm:yummie: -Gecko). Verder zijn er
rojak, een mix van vis, fruit, gekookte en rauwe groenten overgoten met pittige pindasaus,
ice kacang, rode gezoete bonen, met geshaafd ijs en gelatine blokjes, sago en maïs.
Verder kent de Nyonya keuken zoete hapjes (
kueh) in opvallende felle kleuren, zoals rood en groen. Laat in de avond of als ontbijt is de
bak kut teh heel populair. Dit is een kruidensoep met varkensribben die wordt gegeten met onder meer groenten.e
========================================================================
Levendig SARAWAK of de kracht van SARAWAK
Sarawak is de grootste deelstat van Maleisië - bijna 125 000 km2 - en ligt op het eiland Borneo. Peper, cacao, palmolie en hout zijn de natuurlijke inkomstenbronnen. En de toerist ? Die kan genieten van een opwindende en gevarieerde bestemming.
Ooit viel Borneo onder het sultanaat van Brunei. Maar de inheemse bevolking keerde zich tegen de sultaan. Hij vroeg de Britse avonturier James Brooke om hulp. Brooke was met zijn schoener binnengedrongen tot de Borneose binnenlanden. In 1839 sloeg Brooke de opstanden neer en kreeg noordwest-Borneo (Sarawak) van de sultan cadeau. Een witte
raja ( vorst) was geboren. Brooke zette handel op met de Chinezen en Sarawak groeide economisch en sociaal, ook onder Brooke's opvolgers neef Charles en later diens zoon Charles Vyner. Dat duurde tot aan eind 1941 met de inval van Japan. Na de overgave van Japan in 1945 viel Borneo even onder Australië en daarna weer onder Brits gezag tot in 1963, Sarawak deelstaat werd van de federatie Maleisië.
Een reis door Sarawak begint in Kuching, de aangename hoofdstaat. In Kuching wonen Chinese, Indiërs, Maleiers, Iban en Bidayuhs. Het is een bonte en levendige stad met een modern centrum vol eethuizen en internationale hotels. Op de grote zondagsmarkt aan de Jalan Satok zie je het bonte palet van mensen. Altijd gezellig is het aan de Waterfront Esplanada langs de Sarawak-rivier.
Aan de Jalan Padungan zie je mooie gekleurde Chinese
shophouses waar je volkskunst kunt kopen. In Kuching, de stad van de kat, kom je je tijd wel door op een gevarieerde manier. Zo kun je naar het prachtig gelegen Sarawak Museum voor Borneose etnografica. Of bezoek de Chinese tempels, de moskee, de kathedraal, het park, het fort en de Istana, de residentie van de witte
radja's. Let eens op al die fraaie Victoriaanse gebouwen in deze compacte stad.
Als je meer wilt zien dan de hoofdstad Kuching dan kun je naar de oliestad Miri of de houtkapstad Sibu. De Rejang is de grootste rivier van Sarawak. Enkele andere rivieren zijn de Skrang en de Sarawak. De boot is aangewezen vervoermiddel in Sarawak, althans als je meer wilt zien. Over de rivier brengt een boot je langs de tientallen dorpjes van de Iban en de orang Ulu, de jungle-bewoners. Je komt daar zeker langs hun longhouses. Je kunt hier blijven overnachten. Als je tenminste een excursie hebt geboekt, want een persoonlijke uitnodiging van een Iban-chef moet je maar net bereiken. Een verblijf in een echt longhouse is een onvergetelijke ervaring. Geen luxe, wel kraaiende hanen, knorrende varkens en veel te veel
tuak ( rijstwijn).
Aan natuurparken en - reservaten geen gebrek in Sarawak. Je kunt onder meer Bako ( vliegende kat), Semonggoh ( orang oetans), Kubah (waterpoelen), Samunsam (jaarvogels), Lanjak Entiman (apen) en natuurlijk Niah en Mulu noemen, waar opvallende grotten zijn. De allergrootste grot - ook ter wereld - is bekend als Sarawak Chamber. In het nationale park van Mulu vind je 1 500 soorten bloeiende planten waaronder 170 soorten orchideeën. Het is een paradijs voor neushoornvogels en vlinders. In het park zie je verder de kalksteenpieken ( pinnacles) van de Gunung Api.
Ook in het park van Niah wemelt het van de grotten. In de Great Cave in Niah vonden medewerkers van het Sarawak Museum de schedel van een mens die hier 40.000 jaar geleden heeft geleefd.
De nomadische Penan zijn waarschijnlijk afstammelingen van de oudste bewoners hier. Enkele Penan leven van de opbrengst van de vogelnestjesoogst en het verzamelen van guano, de vruchtbare mest uit de grotten.
Peper
Zeg Sarawak en je zegt peper. Maleisië is één van de grootste peperexporteurs en in Sarawak vind je de beste soort. Langs de weg van Kuching naar Serian kun je enkele uitgestrekte plantages zien, bezoeken en peper kopen. Niet echt goedkoop, maar nog altijd voordeliger dan in Europa.
INFO :
www.sarawaktourism.com
www.sabahtourism.com
Om een kijkje te nemen, klik hier ( een BBC expeditie) :
Voor Sarawak, klik hier :
=========================================================================
De reis van je leven - Borneo
Penispiercings en koppensnellerij, of Zo Onverbiddelijk Is Het Paradijs
door Myriam Thys
Ze had een reis naar Borneo altijd voor zich uit geschoven. Insectenplagen, ongedierte dat je urinebuis in zwemt en zich daar vasthaakt, vliegende slangen : wat de bekende Britse reisschrijver Redmond O'Hanlon ( N.B. - lees "De Junglereizen", fascinerend, grappig en leerzaam - Gecko

) over dit eiland had te vertellen, was op z'n minst weinig uitnodigend te noemen. Máár : de fascinatie voor dit groene maar onverbiddelijke paradijs bleeft, de zucht naar avontuur bleek te groot. Dus vertrok Myriam Thys tóch naar Borneo, om er in de jungle te jagen, te vissen en uren te klimmen, te vallen en door rivieren te waden. Meteen was ze van haar angst af, bloedzuigers spreekt ze nu aan als oude bekenden.
Enorme zwermen vleermuizen vliegen in een wervelende stroom de Deer Cave uit in het
Mulu National Park. Elke dag, juist voor zonsondergang, fladderen ze met bijna twee miljoen het oerwoud in. Meer dan een miljoen van hun collega's zitten nog binnen. Dat is vooral een geluk voor de belangrijkste groep bewoners van de jungle : de insecten. Want elke vleermuis eet op zo'n avondlijke rooftocht 5 tot 10 gram klein vliegend ongedierte, dat komt neer op 2 tot 300 muggen per uur. Een uurtje jagen, en je bent verlost van 9 ton insecten.
Borneo wordt meteen een stuk aantrekkelijker. Ik bekijk onze fladderende nachtvrienden plots met heel andere ogen tot ik in de grot uitglijd over een bruine, glibberige, onwelriekende massa :
guano, de uitwerpselen van de vleermuizen. Er liggen metersdikke hopen, waarin kleine goudkleurige kakkerlakken
la grande bouffe organiseren. Het miljoen achtergebleven vleermuizen zie je niet, maar je hoort ze des te meer, een scherp piepend geluid vult de grot. Het blijft niet bij horen alleen, als je buitenkomt, kan je de douche in.
Onder de Deer Cave bevindt zich een andere grot, de Clear Water Cave. Ze is 107 km lang en de grootste grot van Azië. Het heldere water is er op bepaalde plaatsen 23 graden warm, zwembadtemperatuur dus. Het vreemde is dat het nooit het zonlicht ziet. De "koningskamer" is de mooiste formatie stalagmieten die ik ooit zag : de
natives doopten ze het reuzenschaakspel.
Op de terugweg door de jungle is het al donker. Panch, onze gids, vertelt dat we ons hoofd best bedekken en niet naar de grond, maar omhoog moeten kijken : er zijn vliegende slangen in Borneo ! De zaklantaarns moeten we naar de grond richten, want de beesten vallen lichtbronnen aan.
Bijzonder menselijke mensapen
Het eeuwenoude woud van Borneo biedt onderdak aan een breed scala van dieren, waaronder 2 soorten mensapen : de orang-oetan en de gibbon. In
Somonggoh, een orang-oetan reservaat ten westen van
Kuching, kun je ze heel dicht benaderen. De mensapen werden tot voor kort gestroopt, zeker in de jaren '60 toen orang-oetanvlees bij de inboorlingen erg in trek was. Babyorang-oetans lagen ook erg goed in de markt, vooral bij buitenlanders, die ze mee naar huis namen en ze opvoedden in familiekring. Zo'n baby is tot zijn vijfde levensjaar totaal afhankelijk van zijn moeder. De moeders beschermen hun kroost met hun eigen leven, vrouwelijke apen moesten dus eerst geliquideerd worden. Dat gebeurde op zo'n grote schaal, dat de orang-oetan populatie met uitsterven bedreigd werd.
Gelukkig zijn ze nu beschermd en zijn zulke praktijken eerder uitzonderingen geworden. In Somonggoh leert een moeder haar kind klimmen. Het zijn prachtige beesten en met wel erg menselijke trekken. Ik schrik me rot als een robuust mannetje met veel kabaal uit de struiken komt gespurt. Hij ziet me gelukkig niet staan en stort zich op het fruit dat door de bewakers is achtergelaten. Het beest is ongeveer anderhalve meter groot en weegt een pak meer dan ik. In de verte klinken gibbons : hun schelle geschreeuw gaat door merg en been.
De orang-oetans zijn rustig en trekken zich niks aan van de neushoornvogel die langs vliegt. De moeder kijkt ongeïnteresseerd de andere kant uit als haar baby aan het jengelen slaat omdat hij de boom is ingeklommen en niet meer naar beneden durft. Hij moet het maar leren. Achteraf prijst ze hem voor zijn moed. De jungle vernauwt zich tot dat ene zonnige plekje, de rest verdwijnt in de schaduw van dit bijna huiselijke tafereel.
Geen snelheidsbeperking op de snelwegen van de jungle
Vanuit Kuching, de hoofdstad van Sarawak, reizen we via
Serian, een klein marktstadje, naar de Lemanakrivier. Op de inheemse markt worden wormen, krokodillen- en slangvlees verkocht en zitten dames van de Biduyah-stam achter grote bergen exotisch fruit, gedroogde minivisjes en massa's groenten. Het is alweer even geleden dat ik wormen degusteerde, maar ik kies toch maar een tros heerlijke zoete banaantjes voor onze jungletocht.
Ik bevoorraad me ook met geschenken voor de grote baas van het
longhouse waar we op bezoek gaan : alle voedingsmiddelen maar ook sigaretten, snoep voor de kinderen en whisky zijn welkom. Een
longboat of prauw moet ons over de koffiekleurige Lemanakrivier tot bij het bewuste huis brengen. We zijn er op uitnodiging van Panch, die ons naar het dorp van zijn schoonvader, de medecijnman, brengt. Hijzelf is half Indisch en moet wel een erg goede indruk gemaakt hebben om met een Iban meisje te kunnen trouwen. De Ibans houden erg aan hun tradities en wordt niet vaak buiten de stam getrouwd.
We hebben een ervaren bootsman die gelukkig niet te diep in de
tuak (rijstwijn N.B. -
tuak in Maleisië en
arak in Indonesië - beide zijn lekker van smaak maar bedrieglijk; je voelt hun actie pas als je wilt opstaan en vertrekken; je wordt plots zeer "gelukkig"

van - Gecko ) heeft gekeken, want hij moet al zijn aandacht bij de stroomversnellingen houden, waar we tegenop moeten. Vooraan zit een jongen met een primitieve roeispaan die moet zorgen dat we niet vastlopen. Panch is allang blij dat het wat geregend heeft en we niet voortdurend uit de boot moeten springen om onze kano over de scherpe stenen te helpen. Wegen zijn eerder zeldzaam in Borneo, dat voor drie vierde bestaat uit oerwoud. De rivieren zijn de snelwegen, het enige alternatief is dagenlang te voet een weg door het oerwoud kappen. De junglegeluiden overstijgen af en toe het geluid van de motor die geregeld boven zijn krachten gaat. Hier en daar hapt een smal boompje naar lucht boven het dikke groene bladerdek. Eenzaam steekt het zijn nek uit. De bommen, planten en reuzenwortels vormen één hoge, ondoordringbare levende muur. De rivier is op het eerste gezicht krokodillenvrij. Maar als ik aan het vlees op de markt denk, weet ik dat ik me wat dat betreft vergis. In Serian gingen ze er praat op dat ze de grootste krokodil ooit gevangen hadden, bijna 7 m lang.
Hier en daar varen we voorbij een verlaten hut. Sommige locals zoeken er goud of zwaluwnestjes, waar flink wat poen mee te scheppen valt. Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren. De zwaluwnestjesjacht is niet ongevaarlijk, maar de Chinezen betalen er fortuinen voor. ( N.B. - :bad::bad: - Gecko)
Een lichaam als een avonturenboek
De Lemanakrivier is 80 km lang en telt 35 longhouses. Sarawak heeft in totaal nog zo'n 5 000 longhouses : paalwoningen die door verschillende families worden bewoond en soms tot 200 m lang zijn. iedereen leeft er in één groot gemeenschappelijk gedeelte, alleen de slaapkamers zijn privé. In het Serubah longhouse wonen 25 families, zo'n 150 mensen. Tijdens de week zijn de meeste kinderen tussen 6 en 12 jaar weg naar school. Kleine kinderen zijn er wel en die heten ons uitbundig welkom :
Nama Berita ( hoe gaat het?). Ze lopen joelend voorop.
Bijna elke man heeft hier tatoeages. In de tattoos vertellen de Iban hun reisverhalen. Voor elk reis wordt een ander lichaamsdeel uitgekozen, alleen de buik blijft tattoovrij. Maar de rest van het lichaam is een echt avonturenboek. Het gebeurt erg primitief : een stok met een doorn wordt gedompeld in het roet dat van de onderkant van de kookpotten wordt geschraapt, gemengd met water en een beetje suiker om de vloeistof dikker te maken. Om de pijn te verzachten wordt er véél rijstwijn gedronken.
Budit, het stamhoofd, heet ons hartelijk welkom. Hij heeft gereisd, dat is duidelijk. Maar om zijn lichaam te lezen moet je een Iban zijn.
De Iban zijn ook koppensnellers en die kun je herkennen aan kleine getatoeëerde sterren op hun vingers. Bijna alle inwoners boven de zeventig hebben ze. Ik kijk nieuwsgierig naar de vingers van Budit, die inderdaad sterretjes op heeft staan. Het resultaat hangt in de vorm van een paar zwarte, gedroogde menselijke hoofden aan de balken van het longhouse. Vroeger tijdens de stammenoorlogen werden er veel koppen gesneld. Voor elke dode in het longhouse werd het hoofd van een vijand afgehakt om de verloren geest te vervangen. De sjamaan at de hersenen van de vijand op ( N.B. - hersenen zijn een echte delicatesse; voor geïnteresseerde kun je in België ook krijgen; wel geen menselijke hersenen maar van een varken, rund, koe - gewoon bestellen bij je slager, maar niet vertellen dat voor eigen consumptie is, mensen gaan je vreemd aankijken !

en de hersenen moeten dan door je geprepareerd worden; maar als je vindt dat het te veel werk eraan is, kun je ze ook rauw opeten - Gecko) en spoelde het door met diens bloed. De Iban geloofden dat ze zo de kracht van de onthoofde overnemen. Jonge mannen die wilden trouwen, moesten minstens één hoofd aan het uitverkoren meisje aanbieden. "Geen hoofd, geen vrouw", zegt Panch. Hij lacht : "Nu zijn de meisjes meer onder de indruk van een stevige buitenboordmotor of iets moderns uit de stad".
Het is bijna niet te geloven dat de oudjes met hun vriendelijke gezichten ooit het hoofd van hun buren afkapten. Ze deden het eeuwenlang. Achter die brede glimlach schuilt een donkere schaduwzijde.
Een rondje baby's beledigen
Welkom zijn we in elk geval. Als je eenmaal door de chef bent uitgenodigd ben je één van hen. Budit is al een flink eind in de tachtig. Met zijn jongensachtige glimlach en slanke, pezige lichaam lijkt hij jonger. Als ik aan Panch de naam van zijn schoonvader vraagt, glimlacht hij verlegen : "Die kan ik niet zeggen. Ik mag zijn naam niet uitspreken, voor mij is hij
aja, schoonvader". De man stelt zichzelf voor : hij heet Unding en, sjamaan of niet, zijn glimlach lijkt een pact gesloten te hebben met de eeuwigheid.
Als het donker wordt, voeren Unding en Budit een ceremonie voor ons uit, waarin wij welkom worden geheten en de boze geesten worden verjaagd. Rijst en tuak worden vermengd met een ei. Een vastgebonden haan wordt van een stukje van zijn kam ontdaan en een klein straaltje bloed valt op onze meegebrachte cadeaus : bloed voor de geesten zodat ze ons die avond met rust laten. De geschenken worden in gelijke delen verdeeld met een wiskundige nauwkeurigheid. Daarna drinken we een onfatsoenlijke hoeveelheid rijstwijn en dansen de inwoners voor ons in traditionele outfit. De slechte geesten werden verjaagd door het bloed, de goeie verwelkomd door de traditionele dansen met veel pluimen en ceremoniële attributen. De schaduwen bewegen sierlijk mee in het vage licht van de kaarsen op de houten wanden van het longhouse.
De volgende ochtend is de rust teruggekeerd en zit hier en daar een oude vrouw een mand te vlechten of te weven. Het is moeilijk om aan het donker te wennen. Schaars licht valt maar door één deurtje en via een paar spleten in de bamboemuren naar binnen. Ik moet opletten waar ik loop, want er zitten ook grote gaten tussen de planken en sommige stukken van het longhouse zijn in verval.
OP het terras wordt peper te drogen gelegd. De hitte is nauwelijks te harden en de vochtigheidsgraad loopt op tot 95%. Baby's worden gewiegd en koelte toegezwaaid. We mogen ook geen foto's nemen, want als een baby slaapt, is zijn geest even een luchtje gaan scheppen en door de flits zou die wel eens voorgoed kunnen wegblijven ( N.B. - dit is animisme, geloof die je veel in Bali tegenkomt, bij de échte Balinezen, die zo weinig mogelijk met de toeristen te maken willen...de moeder van mijn vriend, in Noord - Bali raakt nog steeds niet iets aan die met elektriciteit aan het werk wordt gezet; zij maakt de palmolie zelf, op een manier waar elektriciteit niet nodig is; ik heb veel van hun geloof kunnen meemaken en het is een fascinerende ervaring

- Gecko)
Je moet zo'n baby voortdurend beledigen, zegt Panch. "Je lelijk mormeltje" is beter dan "Wat ben je mooi". Als je een baby te veel prijst, worden de geesten jaloers en wreken ze zich op het kind. Ik hou wijselijk mijn mond.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Even op bezoek bij Iban stam ? Hier zijn ze...Welkom in de jungle en bij de Iban:
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Het land van de penispiercings en toch : veel lachende mannen...
Het stamhoofd heeft een verrassing voor ons. We worden een longboot ingeladen en trekken verder de jungle in. "Picknick volgens de oude Iban traditie", knipoogt Panch. Het eten wordt in bamboestokken gekookt : kip, een erg pikante sla, geparfumeerde rijst, vers gevangen vis en python ( N.B. - :yummie::yummie:, de slangvlees lijkt qua smaak met de kippenvlees - Gecko). Vooral het slangenvlees is onverwacht heerlijk. Achter de groene muur van het oerwoud klinken hamergeluiden, het getjilp van de cycades en het geronk van de formule 1 - vliegen, zoals ik ze heb gedoopt, omdat ze het geluid van een racewagen maken. Ergens roepen apen en een vogel probeert daar een min of meer aanvaardbare melodie onder te zetten. Ze produceren samen meer decibels dan een goed gevulde dancing en toch word ik er rustig van. Ik leer schieten met een blaaspijp en krijg haarfijn uitgelegd hoe ze het gif uit de ipoh boom halen om hun pijlen in te soppen. De Iban zijn fascinerend : hun dodencultuur, hun sterke geloof in geesten en de krachten van de natuur, het maakt hen erg authentiek.
Als ik vraag waarom een van onze bootmannen een vishaak op zijn kuit heeft staan, vertelt Panch me dat dat betekent dat hij een penispiercing heeft. Nu kan ik me daar wel iets bij voorstellen, maar bij Ibans is het allesbehalve een pretje : een benen
palang ( spijker), die enkele centimeters lang is, wordt op bijzonder primitieve en pijnlijke manier net onder de eikel aangebracht. Hun grote voorbeeld is de Borneo neushoorn die van nature een palang heeft en waarvan de fallussen al eeuwen als afrodisiacum worden gebruikt. De man heeft een grote grijns op zijn gezicht. Ik vraag me af of zijn vrouw ook nog zo breed lacht...
Bako National Park : het paradijs
Neushoorns krijg ik niet te zien. De hoeveelheid dieren die je tijdens zo'n jungletocht tegenkomt, is sowieso erg beperkt. In de nationale parken heb je wat dat betreft de beste kansen.
Bako National Park is een prachtige plek met strand, mangroves, jungle en zeewater warmer dan onze lichaamstemperatuur. Alle dieren zijn hier beschermd : de langneusapen die vooral in de mangroves leven, de langstaartmakaken, varanen en een tweehonderdtal slangensoorten waarvan er gelukkig slechts tien giftig zijn. In de modder van de mangroven komt een eigenaardig schepsel kijken, een wenkkrab, die met één enorme gele schaar de vrouwtjes wenkt. In de dichte oeverbossen leven wilde varkens, stekelvarkens en honderden soorten vogels. Het paradijs, ware het niet dat een paar brutale makaken het op onze kleren gemunt hebben en de rust daardoor een beetje wordt verstoord.
Vanuit een warm zeebad, waar piepkleine, nieuwsgierige visjes tussen mijn tenen zwemmen, kan ik me nog moeilijk de verhalen ven O'Hanlon ( N.B. - ze bedoelt het boek van Redmond O'Hanlon, "Junglereizen" - zeer goed geschreven, als je me vraagt...

- Gecko) voor de geest halen. Ik weet uit ervaring dat het oerwoud onverbiddelijk kan zijn, maar besef plots dat het groene hart van Azië ook heel wat aangename kanten heeft. ( N.B. - heel zeker weten, een aparte wereld

- Gecko).
Een wandeltje in het park ? Ok, here we go ....:
==========================================================================================
Voor waterratten : Waterparadijs in Maleisië
Eilanden te kust en te keur
Wie kijkt op de kaart van Maleisië ontdekt tientallen eilanden, klein en groot en sommige met de status van beschermd erfgoed. Niet alle eilanden zijn bewoond of begaanbaar. Aan de west- en oostkust van West Maleisië liggen de bekendste.
De grote eilanden bieden een keur aan hotels en resorts, maar ook op de kleinere worden steeds meer resorts geopend.
Aan de oostzijde van West Maleisië waait de moesson in de periode oktober tot en met februari. De meeste resorts zijn in deze periode gesloten. Er moet dus in korte tijd geld verdiend worden, vandaar dat de prijzen verhoudingsgewijs wat hoger liggen dan op het vasteland. Aan de westzijde is het regenseizoen in de maanden juli en augustus. Er vallen elke dag, vaak aan het eind van de middag, fikse regenbuien.
De eilanden trekken mensen aan uit Kuala Lumpur, die voor een weekeindje het drukke stadsleven willen ontvluchten en toeristen uit China en Japan, die er voor een kleine week een vliegreis van 5 uur over hebben. In niet alle resorts wordt bier of wijn verkocht, maar er altijd wel een tentje in de buurt dat het wat minder nauw neemt met de regels van islam.
Perhentian
Voor de oostkust tussen Kota Bahru, Kuala Terengganu en Dungun liggen de prachtige eilanden Perhentian, Redang, Lang Tengah, Kapas en Tengol.
Perhentian bestaat uit een klein en groot eiland. Het kleine eiland is het domein van voornamelijk rugzaktoeristen; het grote eiland biet meer faciliteiten en is geschikt voor families.
Op Perhentian doe je eigenlijk wat je op een tropisch eiland met fijn zand en turkoois gekleurd water behoort te doen : genieten. Op het eiland ligt een aantal resorts waarvan het Perhentian Island Resort het grootste is.
De eenvoudige houten bungalowtjes liggen dicht aan het strand. Er is een duikschool, je kunt er een kayak huren, volleyballen en een fascinerende jungletocht maken, die je te voet naar de andere strandjes en resorts op het eiland brengt.
Tijdens schoolvakanties - eind mei / begin juni - en in het weekeinde kan het druk zijn op Perhentian. Families komen uit Kuala Lumpur voor vertier en dagjesmensen laten zich in riviertaxi's van het ene naar het andere eilandje of strandje vervoeren. Overal is het water zo helder dat je de prachtigste vissen al kunt zien zonder snorkelbenodigheden. Met snorkel- of duikuitrusting zie je nog meer.
Duiken en de wereld onder water zien, staan centraal op de eilanden Tengol, Kapas en Redang, een beschermd zeegebied. In de wateren bij Kapas ligt een oud Japans scheepswrak uit de Tweede Wereldoorlog. Het is nu het huis van kleurrijke vissen.
Zo'n 15 jaar geleden vestigde zich een resort op Pulau Lang Tengah : het Blue Coral Island Resort. Tegenwoordig zijn er meerdere resorts en is ook dit fraaie eiland ontdekt. Net zoals Redang is hier de stroom snorkelende dagjesmensen niet in te dammen. Het eiland is 120 hectare groot en bestaat uit jungle en een wit zandstrand. Blauwe zeesterren, brutale clownsvisjes, vlindervissen en zeeanemonen zijn onder water te zien. Pas op voor de vuurkoralen. Bij aanraking kunnen ze een allergische reactie op je huid veroorzaken.
Tioman
Het eiland Tioman voor de kust bij Mersing is een ideale bestemming voor een weekje wandelen, duiken en golfen. Een 18-holes golfbaan ligt aan de Zuid-Chinese Zee.
De jungle op het eiland is het best te voet te verkennen via een aantal uitgezette routes. De langste wandeling voert dwars over het eiland, van Tekek in het westen naar Juara in het oosten. Het traject is 8 km lang, maar door de warmte, de vochtigheid en het geaccidenteerde terrein doe je er zo'n vier uur over. Ranke palmen, kleurrijke bloemen en plantenin vele tinten groen omzomen het pad dat onder meer langs de watervallen van Tioman voert. Het geritsel en gekrijs uit de bomen verklappen de aanwezigheid van vele dieren, zoals de 200 verschillende soorten vlinders. Daar waar de westkant vele resorts kent, is het oostelijke gedeelte van het eiland nog relatief ongeschonden en geeft een klassiek beeld van witte stranden. Vanuit Jura is het mogelijk met de bus terug te gaan naar Tekek.
Het leven in de wateren is de grootste attractie van het eiland. De rotsformaties op de bodem van de zee zijn bedekt met koraal, zodat er een kleurrijk heuvellandschap ontstaat. Het harde koraal dient als schuilplaats voor de kleine visjes die in de wirwar van stekels bescherming vinden tegen hun jagers. De zeebodem is ook voorzien van een aantal wrakken van Maleisische vissersboten. Op 20 tot 25 m diepte duiken ze als spookachtige donkere silhouetten op.
Na het duiken of wandelen, strijk je in een van de vele restaurants neer. Na een copieuze maaltijd kun je een van de vele bars opzoeken. Of heerlijk wat drinken op de veranda van je eigen palenhuisje aan zee.
Perhentian ...zorg dat je niet nat word :
De eilanden aan de oostkust zijn eenvoudig te bereiken met een snelle boot vanaf verschillende ferryhavens ( minimaal een half uurtje varen). Voor de toegang tot de beschermde eilanden moet je nog een extra kaartje kopen.
De 45 km tussen de stad Mersing en Tioman kunnen worden afgelegd met de regelmatige bootverbinding ( 1,5 tot 2 uur). Tevens is het mogelijk om vanuit Kuala Lumpur of Singapore met een propellervliegtuigje naar Tioman te vliegen.
Pangkor
Apeneiland, Vredig eiland, Mooi eiland : Pulau Pangkor ( N.B. - "pulau" betekent "eiland" in Bahasa Malaysia en ook in Bahasa Indonesia - de officiële talen van Maleisië en Indonesië - Gecko

) aan de westkust bij ferryplaats Lumut, heeft vele namen gekend. Het bergachtige eiland is een voormalig piratennest. In de Straat van Malakka zijn nog altijd piraten actief, nu uitgerust met machinegeweren en moderne apparatuur. Op Pangkor heb je geen last van ze.
Een van de aardigste attracties op het hoofdeiland Pangkor - in de omgeving liggen nog meer eilandjes - is het Hollandse fort Dingdingh uit 1670. De Verenigde Oostindische Compagnie wil de handel in tin uit de staat Perak voor zich opeisen. Tin is een belangrijk metaal in de 17e eeuw, dat als ruilmiddel wordt gebruikt. In 1690 wordt het fort door piraten veroverd. Pas in 1743 komen de Hollanders terug en knappen het gehavende fort op. Ze verlaten het fort in 1748 vanwege de hoge onderhoudskosten. Sinds 1973 is het fort ingericht als nationaal museum. Verder staan er op Pangkor de tempels Lin Ye Kong ( de godin van genade) en Kali Amman, gewijd aan de Indiase godin Kali.
Als je de tempels, het fort en de vissersplaatsjes heb bezocht, kun je je storten op het strandleven. Stranden genoeg rondom Pangkor en ze mogen er zijn, zoals Coral Bay en Pasir Bogak. Je kunt het hele eiland rond rijden met een gehuurde fiets of motorfiets. Een taxi is duur.
Vlakbij Pangkor ligt Pangkor Laut ( "zee"). Hier staat het veelgeroemde Pangkor Laut Resort. Het resort heeft vele restaurantjes, er zijn tennisbanen, zwembaden en je kunt er een jungletocht maken. Als je het eilandje bezoekt, ga dan zeker naar Emerald Bay, de verst gelegen baai met een breed zandstrand.
Pangkor...even een kijkje nemen :
Pangkor is bergachtig : de wegen liggen als een cirkel om het eiland. Het eiland heeft een klein vliegveld. De meeste bezoekers komen aan met de ferryboat vanaf Lumut in circa 35 minuten. Het Pangkor Laut Resort heeft een eigen boottaxi.
Penang
Penang is het grootste eiland van Maleisië. Het zijn niet de stranden die de bezoekers naar Penang trekken. Eerder de mooie tempels, de fraai aangelegde botanische tuinparken en de hoofdstad Georgetown, een stad vol geschiedenis en tradities.
Zo is daar Fort Cornwallis dat in augustus 1786 in gebruik werd genomen door de Engelse Oost-Indische Compagnie onder aanvoering van handelaar Francis Light. Oorspronkelijk bestond het fort uit houten palissaden die in 1804 werden vervangen door de huidige stenen muur. Tegenwoordig is het fort een museum met een openluchttheater. Aan de oostkant wordt het fort begrensd door een groot open veld, de Padang Kota Lama waaran enkele imposante gebouwen staan. Nog iets verder langs de kust staat het beroemde E & O Hotel.
Een populaire manier om je door de stad rond te laten rijden is in de riksja's die zich moeiteloos een weg banen door de drukke straten.
Middenin in Chinatown staat het Khoo Kongsi Clanhuis dat door de voorvaders van de Chinese familie Khoo is gebouwd. Aan de zuidkant van Chinatown liggen de Clan Piers, waar 6 dorpen op palen in de zee zijn gebouwd. Elk van deze dorpen wordt bewoond door een aparte clan.
De stranden van Penang vallen tegen. De betere stranden vind je aan de noordzijde van het eiland, rond het dorp Batu Feringghi, waar de meeste strandhotels liggen en een nachtmarkt is. Je kunt niet overal zomaar naar het strand, want alle hotels hebben een eigen privé strand. Veel hotels hebben een shuttleservice naar Georgetown, maar met de taxi of bus kom je er ook gemakkelijk.
Een letterlijk en figuurlijk hoogtepunt van een bezoek aan Penang is een rit naar Penang Hill. Een kabeltrein breng je naar de hoogste punt van het eiland voor een fraai uitzicht op de zee, de bergen, de valleien en de moderne torenflats.
Een bezoek aan Penang :
Penang is te bereiken via de met het vasteland verbonden Penang Bridge bij Butterworth, de ferryboot ( 20 minuten) of met een rechtstreekse vlucht op Georgetown.
Langkawi
De archipel Langkawi bestaat uit 104 eilanden - 99 bij vloed - waarvan het hoofdeiland Langkawi nog geen 500 km2 groot is. Langkawi ligt boven Penang en tegen de Thaise grens.
Veel bezoekers uit Europa en Azië komen hier voor een vakantie in een van de vele luxe resorts. Je wordt daar op je wenken bediend, maar daar is de prijs ook naar. Voor vertier in de vorm van winkelen en uit eten gaan, ga je naar de niet ongezellige hoofdstad Kuah en de kuststrook bij het strand van Cenang. Als je in Kuah voor een wandeling start bij Kuah Jetty Point, zie je het symbool van Langkawi, een grotesk beeld van een bruine (
kawi) adelaar (
helang). Bij het Jetty Point kun je winkelen in een groot Winkelcomplex, mar het is veel leuker anderhalve kilometer door te lopen en in het centrum van Kuah de kleinere winkeltjes in te gaan. Veel artikelen zijn belastingvrij, maar het geldelijk voordeel blijkt gering. Onderweg naar die winkeltjes loop je door twee parken. Fraai is de glimmende Al Ha'na moskee dichtbij het park.
Kuah betekent vet of jus. Dat heeft te maken met een legende over twee ruziënde families die elkaar bekogelden met potten en pannen. Een pan met vet belandde op de plek waar nu Kuah ligt en een andere pan met heet water kwam terecht in het dorpje Air Hangat in het noorden ( N.B. -"air" betekent "water" in Bahasa Malaysia maar ook in Bahasa Indonesia). In het dorpje, ingericht als mini-museum, liggen warmwaterbronnen. Op 12 km van Kuah ligt de graftombe, eigenlijk een mausoleum, van lady Mahsuri.
Rust en ruimte vind je vooral bij Langkawi's natuurlijke schatten. Zoals de bountystranden in het noorden bij Tanjung Rhu, Pebble en Tengkorak of het zwarte strand, dichtbij de cementfabriek. Echt zwart is het lavastrand niet, maar een bezoek aan het vissersdorpje nabij, is de moeite ward.
Niet voor niets zitten aan het noordelijke strandgebied de vijfsterren resorts. Het is het mooiste stukje van Langkawi. In dit deel, dicht tegen de grens met Thailand, toont het eiland nog meer wonderen der natuur. Prachtige
limestone rotsen rijzen op uit de heldere zee. Enkele hebben grotten die je kunt bezoeken tijdens een boottocht met een gids. Vaar dan ook door fet fascinerende mangrovewoud bij Tanjung Rhu. Je ziet dan tientallen bontgekleurde krabben ( met één schaar), leguanen, adelaars en vele andere vogels.
Een van de aantrekkelijkste watervallen vind je in de buurt van Pantai Kok : Telaga Tujuh. Je moet een flink stuk naar boven toe, maar eenmaal daar kun je een uurtje lekker met de voeten in een van de zeven bronnen badderen.
Aanvullend kun je een duik nemen in het water van Pulau Payar Marine Park, waar je kennismaakt met de fascinerende en kleurrijke flora en fauna onder water. Verder kun je naar het (verwaarloosde) Thaise Zomerpaleis op Pantai Kok, gebouwd als decor voor de film "Anna and The King" (1999) met Jodie Foster.
Is het allemaal waar ? We gaan even controleren :
En onder water ? :
of in Sipadan :
http://www.youtube.com/watch?v=QFPJfLDgwYs
Langkawi bereik je met het vliegtuig vanaf Kuala Lumpur of met de veerboot vanaf het vasteland van Maleisië ( Kuala Perlis,Kuala Kedah of Penang). Ook zijn er veerdiensten vanaf Satun in Thailand. Met een huurauto of brommer verken je het best het eiland. Voor kortere tochtjes is een mountainbike een goed vervoermiddel. De wegen zijn goed. Taxi's hanteren vaste prijzen voor vaste toutes. Het goedkoopst eet je aan de stalletjes of restaurantjes aan de wegen. De meeste inwoners van Langkawi zijn moslim. Vrijdag ligt het openbare leven stil.